Het doel van een voetbalwedstrijd is om een doelpunt meer te maken dan de tegenstander. of minstens, om er niet meer binnen te krijgen dan de tegenstander.
Doelpunten krijg je echter niet cadeau. Hiervoor moet je afstand overbruggen met de bal en tegenstanders uitschakelen. De manier waarop die tegenstanders dat al dan niet bewust trachten te voorkomen zijn spelproblemen in balbezit. Zo is de zoektocht naar een doelpunt dus eigenlijk een aaneenschakeling van spelproblemen. Ook de manieren waarop de tegenstander tracht om doelpunten te maken vormen spelproblemen, maar dan in balbezit tegenstander.
Spelproblemen kan je overwinnen door het aanwenden van een aantal individuele wapens:
Individuele wapens kunnen we dan weer bundelen in collectieve inspanningen op basis van de zogenaamde spelprincipes.
De rol van de coach is om te gaan bepalen welke spelproblemen een collectieve oplossing vergen. Dit kan op korte termijn zijn (volgende wedstrijd) maar ook op lange termijn (competitie). Op korte termijn speelt de analyse van de tegenstander daarbij een grote rol, naast de capaciteiten van je eigen spelers. Op lange termijn ga je vooral bouwen met leerlijnen rond je eigen kwaliteiten.
DUIDELIJKHEID, FLEXIBILITEIT EN DIDACTIEK
Een collectieve oplossing dient ook uitvoerbaar en leerbaar te zijn. Daarbij zijn duidelijke spelprincipes, flexibiliteit als coach en didactiek enorm belangrijk. Je spelprincipes mogen resulteren in de mooiste patronen op papier, als je ze niet kan overbrengen op een groep sta je nergens. Of vervelender nog, als je groep gewoonweg niet in staat is om ze uit te voeren, moet je als coach de flexibiliteit hebben om andere spelprincipes te hanteren en andere oplossingen aan te brengen.
Zoals bij alle teamprocessen, speelt communicatie een primordiale rol. Hoe maak je als coach problemen kenbaar, hoe maak je oplossingen kenbaar, en nog belangrijker, hoe maken spelers het identificeren van problemen en het oplossen ervan kenbaar aan mekaar. Als spelers en technische staf het probleem niet op dezelfde manier lezen, is de kans ook klein dat er wordt geschreven aan een collectieve oplossing die resultaat kan opleveren.. Je zal dan heel veel oplossingen krijgen, maar bitter weinig die gedragen worden door het ganse team, laat staan dat ze het probleem oplossen.
Traditionele methodes van problem solving in het voetbal geven dikwijls het initiatief aan die enkele briljante baldragers. Dikwijls wordt gehamerd op verbale communicatie. Men probeert tot automatismen te komen die ver staan van de wedstrijdsituaties aan de hand van oefenvormen van potje naar potje zonder dat effectieve wedstrijdproblemen naar voren komen en spelers worden gedwongen tot het nemen van beslissingen. Afwezigheid van de briljante spelmaker of fysieke superioriteit leiden dikwijls tot mislukking en ellenlange discussies naderhand.
INITIATIEVEN NIET ENKEL VAN DE BALDRAGER
In een spel waar problemen dikwijls op ons pad komen in een fractie van een seconde, is non-verbale communicatie veel effectiever dan verbale communicatie. Initiatieven mogen niet enkel komen van de baldrager, maar moeten in consensus aangereikt worden door lopers zonder bal, explosief, gericht en duidelijk, met als doel in balbezit ruimtes of overtallen te creëren waar de baldrager een oplossing in kan vinden voor het spelprobleem.
Een oplossing aanreiken is één ding, een beslissing nemen die in die gegeven wedstrijdsituatie het meest effectief is, is een ander ding. Is het goed voor het team dat iemand bij een 0-1 voorsprong in de laatste minuut een risicovolle pass geeft waarmee hij iemand alleen voor doel kan brengen? Wellicht niet. Beslissingen nemen is altijd de wedstrijdsituatie afwegen tegenover de mogelijkheid om in volgorde van belangrijkheid; kansen te creëren, progressie te maken (packing) of in balbezit te blijven (conservatief balbezit).
WAARNEMEN MOET AANGELEERD WORDEN
Om principes over te brengen op een groep heb je goeie didactische methodes nodig. Een essentieel didactisch principe in teamsport is het GAS-principe, of het aanschouwelijkheidsprincipe. Dit principe stelt dat leerinhouden zoveel mogelijk zintuiglijk waarneembaar moeten worden voorgesteld. Niet altijd makkelijk bij een spel van 11 tegen 11 verspreid over 5000m². Weinig spelers kunnen uit een niet-geleide waarneming alle relevante informatie halen.
Waarnemen (lezen van het spel) moet dus aangeleerd en begeleid worden.
GEEN GELEIDE WANDELING VAN A NAAR B
Om nog meer structuur te geven aan spelprincipes kunnen patronen nuttig zijn. Patronen zijn niet zoals velen denken hetzelfde als een geleide wandeling van a via b naar c. Met dat soort patronen doe je elke tegenstander eigenlijk oneer aan en op een niveau waarop degelijk wordt gescout bots je snel op je limieten. Een patroon is eerder een wandeling van a naar b waarbij je in b als team stil staat bij de mogelijkheden om je patroon verder te zetten naar c. En ook daar kan je weer diverse mogelijkheden hebben. Een patroon is wat mij betreft eerder een advies aan spelprincipes in chronologische volgorde. Dat advies kan de week erna anders zijn in functie van de tegenstander, of eigen middelen. Een patroon is in tegenstelling tot spelprincipes dikwijls wel ruimtelijk bepaald in die zin dat een patroon vorm kan aannemen, ofwel rond het blok van de tegenstander, ofwe door het blok van de tegenstander ofwel erover.
Via het game model op deze site probeer ik vorm te geven aan effectief voetbal. Het is tot stand gekomen door veel denkwerk, vele uren videoanalyse, veel leeswerk, de beperkte ervaring als T1 op niveau 1e provinciale en 3e amateur, maar uiteraard ook geïnspireerd door mensen die mijn pad hebben gekruist. Ik dank hierbij in het bijzonder Johan Hertveldt, die me de juiste weg toonde bij mijn eerste stappen als T1. Rudy Heymans die me als clubleider het vertrouwen schenkte om voor het eerst mijn ding te mogen doen als T1. Stijn Vranckx, als essentiële teamscout en klankbord. Mijn vriendin, Lieselot en mijn kinderen Lou en Pippa die me al jaren moeten delen met de belangrijkste bijzaak ter wereld.